Voor de bijeenkomst op 26 mei 2017
“Natuurlijk doe ik dat”, reageer je als je buurman je vraagt even voor hem een pakketje in ontvangst te nemen. “Natuurlijk doe ik dat” zeg je als je huisgenoot je vraagt voor haar iets uit de supermarkt mee te nemen.
Maar wat bedoel je dan als je natuurlijk zegt? Bedoel je daarmee dat je het wil doen? Dat je het aantrekkelijk vindt om te doen? Of dat je je verplicht voelt om het te doen? Dat je het idee hebt dat het een geldende regel is om aan zo’n verzoek te voldoen, en dat je het daarom ‘natuurlijk’ doet?
Of vind je wat natuurlijk is de normale gang van zaken in het leven? Daar hoef je niet eens over na te denken; dat is vanzelfsprekend, dat doe je gewoon. En waarom vind je dat dan de normale gang van zaken?
Wat volg je als je iets natuurlijk doet? Leid je dat af uit wat je ziet gebeuren in de natuur? De bloemetjes en de bijtjes tot aan de beweging van de sterren? En ben je daar dan zelf een onderdeel van of ben je een externe beschouwer?
Het woord natuur komt uit het Latijn en betekent: geboren zullen worden. Een voortdurende beweging dus. En misschien ook wel een voortdurende verandering. En toch herkennen we iets als natuurlijk, dat blijkbaar iets constants heeft. Wat bedoelen we dan met natuurlijk? Wat verstaan we daaronder?